Bewegen is goed voor je gezondheid
Nieuwe richtlijn voor kinderen, volwassenen en ouderen.
Er zijn nieuwe richtlijnen voor bewegen. Zo zouden volwassenen minstens twee keer per week spier- en botversterkende activiteiten moeten doen. Jongeren zouden dat zeker drie keer per week moeten doen, zegt de Gezondheidsraad. De raad adviseert de minister om die aanbeveling op te nemen in nieuwe beweegrichtlijnen voor kinderen, volwassenen en ouderen.
In Nederland bestaan momenteel drie normen voor bewegen, maar die zijn gedateerd. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft de Commissie Beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad daarom gevraagd hier nieuwe wetenschappelijke inzichten te bundelen en te verwerken in één nieuwe richtlijn.
Voldoende bewegen verkleint het risico op hart- en vaatziekten, diabetes en depressiviteit. Ook zijn er aanwijzingen dat de kans op borst- en darmkanker erdoor wordt verkleind, schrijft de raad. Omdat uit onderzoek blijkt dat de gunstige effecten op de gezondheid toenemen als mensen meer bewegen, is het devies: bewegen is goed, meer bewegen is beter.
Volwassenen en ouderen zouden minstens tweeënhalf uur per week matig- of zwaar intensief moeten bewegen, kinderen dagelijks een uur. Daar komt het advies van de bot- en spierversterkende oefeningen bij, plus een advies om veel stilzitten te voorkomen.
Dat bewegen goed is voor lichaam en geest, zal de meeste mensen niet vreemd in de oren klinken. Toch haalt een meerderheid van de bevolking de nieuwe richtlijn waarden niet, stelt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Het RIVM schat dat ongeveer 45 procent van de bevolking aan de nieuwe richtlijn voldoet. Het percentage ligt met 55 procent het hoogst voor de groep 4- tot en met 11-jarigen en met 28 procent het laagst voor de groep 12 tot en met 17-jarigen. Bij de groep 18-plus ligt het percentage op 44 procent.
Het RIVM kwam tot deze percentages op basis van gegevens uit vragenlijsten, die een indruk geven van trends in beweeggedrag. De Gezondheidsraad pleit ervoor om het gedrag met beweegmeters te gaan monitoren, om zo meer inzicht te krijgen in de werkelijke hoeveelheid bewegen.